voor liggeld. Enerzijds was daar het besef dat het niet om de meest draagkrachtigen ging, anderzijds moesten gemeenten onder de nieuwe bescherming die geboden MOEST gaan worden toch ook kosten maken.
In de oude woonwagen en woonschepenwet uit 1918 vind je niet meer dan dat gemeenten gerechtigd waren tot het innen
|
Er waren listigheden, zoals een patrijspoort net boven de waterlijn, waardoor die tonnenmaat lekker laag uitviel. Later werd deze truuk gepareerd door liggeld te gaan berekenen per lengtemeter. Voor schepen die langsscheeps voor de wal liggen, klinkt dat niet onlogisch. In onze haven liggen ze vrijwel allemaal aan een steiger en oorspronkelijk waren die steigers slechts zes meter lang! Wie voorbij die steiger stak, nam weliswaar meer water in beslag, maar dat had met de onkosten van de gemeente niets te maken. Hoe je dan in zo'n geval van retributie kunt spreken is een beetje boel vaag. Toen de hongerige gemeente de afweging maakte dat het wegpestbeleid dat gevoerd werd niet kon voorkomen dat die woonschepentoestand tegen de stroom in groeide, besloot men om ook de breedtemaat mee te berekenen. Liggeld per lengte maal breedte.
Nog altijd moest de gemeente uitgaan van geringe retributie.... Hoe zou dat liggeld nou in alle redelijkheid moeten?
Wel, je graaft een haven, met stevige rijkssubsidie, bestemd voor woonboten.
Kom je weer bij die ouwe klere-wet, met zijn geringe....retributie!
|
Gemopper natuurlijk, bij elke keer dat de gemeente weer een onverklaarbare verhoging oplegde, maar zo in het algemeen.... Totdat de verhogingen ineens buiten proportioneel hoog waren.
Gering bleek plotseling nogal potig uit te vallen en de waterbewoners herinnerden zich dat zij eigenlijk geuzen waren!
Maar onderzoek wees ondubbelzinnig uit dat je keihard tegen de stroom in moest kunnen peddelen om het spul weg te krijgen. |
Terug naar de tekst-pagina, of klik op "vorige".